Niet-Aangeboren Hersenletsel (NAH)

en de rol van neuropsychologisch onderzoek

Door: Robert van den Heuvel, MSc

De hersenen vormen een ingenieus orgaan en maken het mogelijk complexe taken uit te voeren: van schrijven tot voetballen en van schaken tot het oplossen van wiskundige vergelijkingen. Stoornissen binnen dit complexe orgaan kunnen de functionele mogelijkheden van de hersenen ernstig negatief beïnvloeden. De diverse stoornissen worden gecategoriseerd naar ontstaansgeschiedenis en beloop.

Hersenstoornissen

Er zijn stoornissen zonder aantoonbare fysieke oorzaak, zoals ADHD of angststoornissen, en stoornissen met aantoonbare fysieke afwijkingen aan de hersenen. De stoornissen met objectiveerbare fysieke afwijkingen worden onderverdeeld in aangeboren hersenletsel, niet-aangeboren hersenletsel (NAH) en degeneratieve aandoeningen. Bij aangeboren hersenletsel kun je denken aan genetische aandoeningen (zoals het syndroom van Down), stoornissen in de ontwikkeling van de hersenen (zoals het foetaal alcohol syndroom), of trauma’s rond de geboorte die hersenschade tot gevolg hebben. NAH is hersenschade die ten minste een half jaar na de geboorte wordt opgelopen. In tegenstelling tot aangeboren hersenletsel heeft de patiënt met NAH een normale ontwikkeling van de hersenen gekend tijdens het leven. Een laatste categorie van stoornissen zijn de zogenaamde degeneratieve aandoeningen. Onder meer de ziekte van Parkinson en de ziekte van Alzheimer vallen onder deze noemer. Dit type aandoening ontwikkelt zich eveneens na de geboorte. Desondanks worden de degeneratieve aandoeningen niet tot de categorie NAH gerekend, omdat de ontstaansgeschiedenis en het beloop verschillend is.

Niet-aangeboren hersenletsel (NAH) 

Onder de term NAH zijn twee subcategorieën te onderscheiden: traumatisch hersenletsel en niet-traumatisch hersenletsel.

Traumatisch hersenletsel

Traumatisch (niet aangeboren) hersenletsel wordt gedefinieerd als hersenschade die ontstaat doordat een uitwendige kracht een directe uitwerking heeft op de hersenen. Een val of een klap op het hoofd, het heftig schudden van het hoofd, of penetratie van het hoofd door een voorwerp, zijn voorbeelden van traumatische oorzaken van NAH.  Traumatisch hersenletsel heeft niet noodzakelijkerwijs één specifiek ontstaansmoment. Een voorbeeld van geleidelijk ontstane traumatische hersenschade zien we bij American football-spelers. De repetitieve hersenschuddingen die zij oplopen tijdens het spel kunnen op den duur leiden tot zichtbare hersenbeschadiging.

Het hersenweefsel, en eventueel de bloedvaten binnen de hersenen, lopen bij traumatisch hersenletsel directe schade op. De schade die optreedt  is doorgaans beperkt tot het gebied waar het trauma plaatsvindt. Omdat de hersenen zijn opgedeeld in gespecialiseerde zones, zal de locatie van het trauma grotendeels bepalend zijn voor de klachten van de patiënt (zie afbeelding).

Een klap tegen het achterhoofd zal eerder klachten geven aan het gezichtsvermogen en de coördinatie van bewegingen, terwijl een klap tegen het voorhoofd eerder geheugenstoornissen en cognitieve problemen veroorzaakt.

Niet-traumatisch hersenletsel

Niet-traumatisch hersenletsel ontstaat zonder dat een uitwendige kracht het hoofd beschadigt. De ontstaansgeschiedenis van niet-traumatisch hersenletsel is daarmee indirect. Oorzaken van niet-traumatisch hersenletsel variëren van hersenbloedingen en hersentumoren tot vergiftigingen en infecties. Ook bijna-verdrinking wordt aangeduid als een niet-traumatische oorzaak van hersenletsel. Er ontstaat schade aan de hersenen door het zuurstofgebrek tijdens de bijna-verdrinking. Bij niet-traumatisch hersenletsel is er meestal sprake van wijdverspreide schade. Zo zullen zuurstofgebrek, giftige stoffen of een woekerende ziektekiem de hersenen als geheel treffen. Dit is in tegenstelling met de lokale schade die kenmerkend is voor traumatisch hersenletsel.

De indeling in niet-traumatisch en traumatisch hersenletsel geeft een indicatie over het type schade dat je kan verwachten bij een patiënt (wijdverspreid of lokaal). Dit is echter niet altijd het geval. Zo kan er bij traumatisch hersenletsel wijdverspreide schade zijn en  kan er bij niet-traumatisch hersenletselenkel enkel lokale schade zijn. De ontstaansgeschiedenis van het letsel is hierbij bepalend.

Traumatisch hersenletsel wordt vaker gezien bij jonge mensen. Vooral mannen, die geneigd zijn tot risicovol gedrag, hebben een grotere kans om traumatisch hersenletsel op te lopen. Het vóórkomen van niet-traumatisch hersenletsel stijgt met de leeftijd.

Symptomen

NAH kan, afhankelijk van de ernst, oorzaak en locatie van het letsel, leiden tot een diversiteit aan klachten. Zoals eerder benoemd zijn de verschillende hersengebieden gespecialiseerd in specifieke taken (zie afbeelding). Ondergenoemde opsomming is niet volledig, maar geeft een beeld van de verscheidenheid aan symptomen die voorkomen bij patiënten met NAH:

  • Fysieke klachten: evenwichtsstoornissen, spierzwakte, slaapproblemen, chronische pijn, vermoeidheid, veranderde zintuiglijke waarneming;                  
  • Communicatieve klachten: problemen met praten, taalbegrip, lezen en schrijven;
  • Cognitieve klachten: geheugenstoornissen, concentratieproblemen, moeite met het maken van beslissingen;
  • Emotionele klachten: depressie, emotionele labiliteit, toegenomen stressgevoeligheid;
  • Sociaal gedrag: ongepast gedrag, verandering van de persoonlijkheid, impulsiviteit;
  • Functionele veranderingen: moeite met zelfverzorging, werken, het huishouden, en het uitvoeren van vroegere hobby’s of sociale activiteiten.

Revalidatie

Het doel van de revalidatie bij een NAH is het verbeteren van het functioneren van de patiënt, zowel in de thuissituatie als in de maatschappij. De eerste zes maanden na het oplopen van een NAH is de herstelcapaciteit het grootst. Het herstel van de functionele mogelijkheden van de patiënt zal zich, gemiddeld genomen, voor 85 procent tijdens deze periode voltrekken. Na één jaar is goed in te schatten in welke mate de klachten en beperkingen tijdelijk dan wel permanent zijn. De specifieke klachten van de patiënt bepalen welke specialisten worden ingezet om de patiënt zo goed mogelijk te laten revalideren. Zo kunnen onder meer fysiotherapeuten, neurologen, psychologen, sociaal werkers en logopedisten een rol spelen in het revalidatie-traject van de patiënt.

Neuropsychologisch onderzoek (NPO)

Het neuropsychologisch onderzoek speelt een belangrijke rol tijdens en na de revalidatie. Het onderzoek is gericht op het objectiveren van de cognitieve capaciteiten van de patiënt. Dit kan gebeuren in functie van een diagnosestelling, het evalueren van een behandeltraject of voor het inschatten van de arbeidsmogelijkheden. Het onderzoek geeft een beeld van de ernst en de oorzaak van de problematiek. Aan de hand van de resultaten wordt vervolgens geadviseerd over het verdere revalidatiebeleid en de mogelijkheden om maatschappelijk te participeren.

De psycholoog zal het neuropsychologisch onderzoek samenstellen op basis van de vraagstelling van het onderzoek en de mogelijkheden van de cliënt. Het onderzoek begint met een vraaggesprek, waarna er een intelligentietest en verschillende, meer specifieke cognitieve testen en vragenlijsten worden afgenomen. De specifieke cognitieve testen kunnen onder meer de concentratie, het geheugen, de informatieverwerking en het vermogen tot plannen en organiseren van de cliënt meten. Daarnaast kan de psycholoog ervoor kiezen om het emotioneel welbevinden en de persoonlijkheidskenmerken van de cliënt in kaart te brengen. Na het onderzoek volgt de rapportering en het geïndividualiseerde advies van de psycholoog voor de cliënt.

Casuïstiek

Hieronder volgt een beknopte geanonimiseerde casus van een cliënt met niet-aangeboren hersenletsel, waarbij neuropsychologisch onderzoek wordt ingezet.

Mevrouw A.B. (55 jaar) heeft 8 jaar geleden een herseninfarct doorgemaakt. Recentelijk is mevrouw uitgevallen voor haar werk als beleidsmedewerker bij een overheidsinstelling in Nederland. Overbelasting, een gebrek aan energie en te weinig hersteltijd hebben volgens mevrouw geleid tot haar uitval. Een neuropsychologisch onderzoek wordt ingezet om het cognitief functioneren van mevrouw in kaart te brengen. Het onderzoek kan op één dag worden afgerond.

Anamnese

Bij binnenkomst vormt de psycholoog zich een eerste indruk van de cliënt. Ze is goed verzorgd, heeft wat moeite met lopen en is welbespraakt. Tijdens de anamnese vertelt mevrouw over haar problematiek. De psycholoog krijgt zo een beeld van de persoonlijkheid (rustig, vriendelijk, coöperatief) en het probleeminzicht van mevrouw. Dit inzicht is voldoende aanwezig. Er wordt aandacht besteed aan de situatie voor en na het herseninfarct en welke invloed deze gebeurtenis heeft gehad op haar dagelijks functioneren. Ze geeft aan dat ze met name last heeft van een verminderd concentratievermogen en energetische beperkingen. Hierdoor kosten dagelijkse activiteiten haar meer tijd en energie.

Intelligentie/capaciteiten

Na het intakegesprek wordt een onderzoek ingezet om de intellectuele capaciteiten van mevrouw te meten. Ze scoort bovengemiddeld op deze test. Het valt de psycholoog echter op dat de werkwijze van mevrouw vrij traag is; een kwart van de opgaven is niet ingevuld na het verstrijken van de tijd.

Neuropsychologische testen

Er worden diverse testen ingezet om een beeld te krijgen van specifieke cognitieve vaardigheden. De resultaten worden idealiter vergeleken met een opleidings- en leeftijdsspecifieke normgroep. De psycholoog zal daarnaast de werkwijze van mevrouw observeren. Cognitieve vaardigheden die worden gemeten:

  • Informatieverwerkingssnelheid
  • Aandacht (volgehouden aandacht, verdeelde aandacht, afleidbaarheid)
  • Geheugen (werkgeheugen, leervermogen, logisch geheugen, langetermijngeheugen)
  • Executieve functies: cognitieve functies die een persoon in staat stellen doelgericht te handelen en gepast gedrag te vertonen (o.a. emotieregulatie, initiatief name, planning en organisatie, cognitieve flexibiliteit)

Psychische belastbaarheid

Vervolgens worden een aantal vragenlijsten ingezet om de persoonlijkheid en de psychische belastbaarheid in kaart te brengen.

Conclusie en advies

Aan de hand van het vraaggesprek, de afgenomen testen en de observaties van de psycholoog wordt geconcludeerd dat mevrouw over een bovengemiddelde intelligentie beschikt, maar dat specifieke cognitieve problemen ertoe leiden dat ze haar capaciteiten niet volledig kan benutten. Met name de werkgeheugenfunctie is beperkt. Het werkgeheugen staat aan de basis van veel belangrijke uitvoerende functies, zoals leren, plannen, organiseren, presteren en multitasking. Een beperking in de informatieverwerkingssnelheid verergert het probleem van mevrouw. De psycholoog beredeneert dat de uitval op haar werk een combinatie is van de cognitieve beperkingen, digitalisering en veranderende taken binnen haar functie, veroudering en de wijze waarop mevrouw met aanwezige spanningen omgaat (coping gedrag).

De psycholoog geeft aan dat het naleven van de volgende aanpassingen en adviezen van groot belang is:

  • Prikkelarme werkomgeving creëren;
  • Extra structuur aanbrengen in de werkzaamheden (takenlijst of dagplanning);
  • Waar mogelijk gebruik maken van bestaande kennis en vaardigheden;
  • Geen hoge tempodruk of piekbelasting;
  • Grotere taken opdelen in subtaken;
  • Informatie herhaald, gefaseerd en op verschillende manieren aanbieden;
  • Duidelijke verwachtingen scheppen en heldere afspraken maken;
  • Psychische belastbaarheid actief aankaarten bij mevrouw.

 

Referenties

Carter, R. (2009). The Human Brain Book. DK Publishing.

Jean, E., & Deborah, M. B. (2007). Acquired Brain Injury: An Integrative Neuro-Rehabilitation.

Contactgegevens

Buitenhaven 13a
5211 TP ‘s-Hertogenbosch

E secretariaat@apa.nl
T (073) 615 63 80

Neem contact op >>

Online aanmelden

Wilt u een cliënt of medewerker aanmelden? Vul ons online aanmeldformulier in.

Direct online aanmelden >>

Onze kernactiviteiten bestaan uit arbeidspsychologisch onderzoek, neuropsychologisch onderzoek, loopbaanadvies en coaching.

Contactgegevens

Buitenhaven 13a
5211 TP ‘s-Hertogenbosch

E secretariaat@apa.nl
T (073) 615 63 80